Door: Frank van Kasteren
Het is lente. In Nederland weet je het nooit zeker, dus pin me er niet op vast. Voor je het weet is het hier weer aan het hagel-regen-sneeuwstormen. Maar aangezien Dafne net haar ‘werken in de tuin’-pet heeft opgezet en begonnen is met het onkruid, durf ik met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te beweren dat het lente is. Het is lente. En het is crisis.
In tijden van Shakespeare kwam een acteur op met een takje en was hij het bos.
Ik had me het anders voorgesteld, een crisis. Als ik door het park achter ons huis loop, voelt het helemaal niet als crisis. En dat is misschien ook wel het probleem van deze crisis, dat die geen geweren, zwaarden, duizend bommen en granaten heeft. We zien ‘m niet, en dat vinden we lastig. Want crisis is het: Gezondheidscrisis. En economische crisis. Klimaatcrisis. Vluchtelingencrisis (laat duidelijk zijn dat dat een crisis is voor de mensen die wij vluchtelingen noemen, niet voor ons).
En bovendien, alsof dat nog niet volstaat, is er de fantasiecrisis: The crisis of the Imagination.
Deze klinkt een stuk gezelliger dan de eerste vier, maar schijnt op lange termijn nog gevaarlijker te zijn. Een wetenschapper die eruit zag als een barman, vertelde me dat het gebrek aan verbeelding komt doordat tegenwoordig alles voor ons wordt verbeeld. Je hoeft er de deur niet eens meer voor uit.
In tijden van Shakespeare kwam een acteur op met een takje en was hij het bos. Een tweede acteur kwam op met een koeienkop en hij was een kudde.
Vandaag de dag zouden die acteurs iemand met een takje en iemand met een koeienkop zijn. We kunnen vanaf on bank/ sofa/ bed of zelfs tijdens de afwas de meest prachtige bossen, inclusief kuddes, waar dan ook ter wereld bekijken. Zeker in tijden van een gezondheidscrisis geen overbodige luxe. “Eerst zien, dan geloven. Anders geloof ik het niet,” hoorde ik laatst een jongen op het NOS journaal zeggen. Ik denk dat dat een mooie samenvatting is van de fantasiecrisis.
De barman vertelde me dat verbeelding de belangrijkste voorwaarde voor wetenschap is. Je hebt nieuwe ideeën nodig om te kunnen onderzoeken, om iets nieuws te ontdekken. Dat geldt ook voor onze toekomst; we weten dat het anders moet en we weten ook allemaal heel goed wat we niet willen en waar we het niet mee eens zijn. Maar we weten eigenlijk helemaal niet wat we wel willen, en hoe die wereld er dan uit moet gaan zien.
Ik dacht altijd dat ik een rijke fantasie had, tot ik Dafne tegenkwam. Nu weet ik dat ik meer op de jongen van het NOS journaal lijk dan ik zou willen. Dafne leeft, naast in deze wereld, ook in een droomwereld, een soort sprookjeswereld waar alles mogelijk is. Haar wereld glinstert en bloeit. Er is altijd iets te ontdekken en het staat nooit stil.
Dat laatste weet ik omdat ze soms praat in haar slaap. Dat is erg gezellig, want je kunt gewoon terug praten. Haar dromen verklappen een nog veel grotere wereld.
Eerst vond ik dat schattig en geinig, nu schaam ik me voor dat ik dat vond. Want dat is precies wat er misgaat: we zijn fantasie en verbeelding schattig en geinig gaan vinden, iets voor kinderen, iets wat we wel afleren met jarenlang onderwijs. Want laten we wel realistisch blijven. En laten we vooral normaal doen.
We kunnen Netflix inmiddels dromen en hebben Instagram, TikTok en Facebook al meerdere keren uitgespeeld.
Ik durf niet te fantaseren, voor het geval uit de feiten blijkt dat het een domme fantasie is. En ik geloof wel in iets, maar weet niet zo goed wat. Blijkbaar kun je tegenwoordig alleen iets geloven als je het weet. Eerst zien, dan geloven.
Juist nu, vanuit een mondiaal nulpunt dat niemand had geloofd als je het vijf jaar geleden had voorspeld; juist nu kunnen we fantaseren hoe die wereld er uit gaat zien als ze weer open gaat. Juist nu mogen we verbeelden. En juist nu, willen we allemaal weer “terug naar normaal”. Want we vervelen ons. We kunnen Netflix inmiddels dromen en hebben Instagram, TikTok en Facebook al meerdere keren uitgespeeld. We willen onze vrijheid terug. Maar als je ons vraagt hoe die vrijheid eruit ziet, dan zeggen we: “Ja gewoon, zoals het was. Met terrassen en feestjes en drank en gezelligheid en festivals en bioscopen.”
We mochten een jaar fantaseren. We mochten een jaar op stil. We mocht een jaar in retraite. Ik hoop dat de mensen die een nieuwe wereld hebben verbeeld, het gewoon nog niet durven zeggen. En dat ze het ons straks, als het weer kan, gaan laten zien. En dat wij het dan geloven.