Als Frank en ik nieuwe liedjes gaan schrijven, reizen we altijd af naar een vrijstaand, afgelegen huisje op een plek die we nog niet kennen. Een onbekende omgeving inspireert. Vorige week mochten we in een huis zitten in Binarville, een pittoresk dorpje in Noord-Frankrijk. We verbaasden ons over hoe ontzettend schoon en netjes het was. De huizen, bermen en perkjes waren keurig onderhouden, alsof er de dag van tevoren een wedstrijd was geweest wie de mooiste bloemetjes buiten had staan. Het huis waar wij heen gingen, is van een meisje dat het net heeft gekocht, maar er nog niet aan toe is gekomen om het op te knappen, dus we waren benieuwd hoe het erbij stond. We vonden het huis aan de rand van het dorpje, verscholen in hoog woekergras. De buitenkant was bekleed met dakleer dat op veel plaatsen was gescheurd en aan de bovenkant los hing als een vervelde huid. Bij binnenkomst rook het huis naar zolder, er was lang niemand geweest. De gammele luiken hingen half voor de ramen en piepten en kraakten zachtjes in de wind. In de woonkamer stond een eikenhouten tafel met gammele, bijpassende stoelen, twee fauteuils naast de kleine houtkachel die zo laag waren dat je praktisch op de grond zat. De muren waren behangen met vergeeld, versleten bloemenbehang en de betonnen vloer was zo scheef dat als je een kopje op de eettafel zette, het langzaam naar de rand gleed. In de douche stond een grasmaaier en de keuken zat onder de oude etensresten en spinnenwebben.
Altijd als ik voor het eerst in een oud huis kom, fantaseer ik over wie er heeft gewoond.
Zonder iets te zeggen begonnen we. Frank pakte het sponsje dat hij onder het aanrecht vond en begon te schrobben. Ik veegde het stof en de spinnenwebben weg. We gooiden de ramen en luiken open om frisse lucht en licht binnen te laten, vulden de koelkast met vers eten en stalden onze instrumenten uit. Daarna gingen we aan de scheve tafel zitten met een kopje verse koffie en hoorden het geluid van krekels door het raam naar binnen komen.
Altijd als ik voor het eerst in een oud huis kom, fantaseer ik over wie er heeft gewoond. Aan weerszijden van de wc zaten steunstangen, het aanrecht was te laag voor Frank en het bed te klein, dus ik besloot dat er een oud, klein meneertje moest hebben gewoond in dit huis. Ik begreep ineens dat de oude man te klein was geweest om het dakleer aan de buitenkant helemaal tot bovenin vast te kunnen maken, daarom hing het natuurlijk los. Ik keek naar de scheve, eikenhouten tafel, waaraan hij jarenlang zijn café noir moest hebben gedronken, naar de houten luiken voor de ramen die hij elke dag met zijn stramme lijf moest hebben geopend en gesloten. Naast het huis was een schuurtje dat zo uit een filmset zou kunnen komen. Een typisch klusser-en-verzamelaars schuurtje. Elke centimeter hing vol met oude schroevendraaiers, vijlen en priemen. Elke plank stond vol met tinnen emmertjes en jampotjes met verroeste schroeven. Over de houten dwarsbalken hingen oude kettingen en touwen, het zag er luguber uit maar ik wist zeker dat het meneertje ze voor onschuldige dingen had gebruikt. Voor de was, bijvoorbeeld. Op de verrotte werkbank zag ik ineens een naam gekrast staan: Etienne. Misschien zodat het duidelijk was van wie de werkbank was. Of misschien uit verveling op een doelloze zondagmiddag. Of misschien hoopte hij dat iemand het op een dag zou zien, dat hij niet vergeten zou worden.
Ik kon de gedachte maar niet loslaten dat we te laat waren gekomen.
Tijdens de schrijfweek in het huisje leerde ik Etienne steeds beter kennen. Hij was aanwezig in zijn afwezigheid. Ik wist precies hoe hij eruit zag: klein, een beetje kromgebogen, een wijde, donkerblauwe broek met vlekken en bretels. Een stoppelbaardje en dun, vlassig haar dat strak naar achteren was gekamd over zijn kale schedel. Ik ontwikkelde een band met Etienne, ik begon om hem te geven. Hoe zou hij zijn laatste jaren hier hebben doorgebracht? Kwamen er wel eens mensen bij hem langs in dit afgelegen huis? Werd er voor hem gezorgd toen hij dat zelf niet meer kon? Was hij zo alleen omdat zijn vrouw al overleden was, of was hij altijd alleen gebleven? Had hij kinderen? Ik besloot een lied te schrijven. Een lied voor en over Etienne. In het Frans, zodat hij het zou kunnen verstaan. Ik kon de gedachte maar niet loslaten dat we te laat waren gekomen. We hadden eerder moeten gaan, zodat ik het lied voor Etienne had kunnen spelen. Ik liep naar de werkbank in de schuur, pakte een priem en kraste mijn naam onder de zijne. Zodat hij nooit meer alleen zou zijn.